Hij vergeeft zonden en geneest
Er kwamen ook enigen naar Hem toe die een verlamde brachten, door vier mannen gedragen. En omdat zij niet bij Hem konden komen vanwege de menigte, verwijderden zij de dakbedekking boven de plaats waar Hij was; en nadat zij het dak opengebroken hadden, lieten zij de ligmat waarop de verlamde lag, neer. En toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tegen de verlamde: Zoon, uw zonden zijn u vergeven. En er zaten daar enigen van de schriftgeleerden, en die overlegden in hun hart: Waarom spreekt Deze op die manier godslasteringen? Wie kan zonden vergeven dan God alleen? En Jezus, Die meteen in Zijn geest onderkende dat zij zo bij zichzelf overlegden, zei tegen hen: Waarom overlegt u deze dingen in uw hart? Wat is gemakkelijker, tegen de verlamde te zeggen: De zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op, neem uw ligmat op en ga lopen? Maar opdat u zult weten dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde zonden te vergeven (zei Hij tegen de verlamde): Ik zeg u: Sta op, neem uw ligmat op en ga naar uw huis. En hij stond meteen op, en nadat hij de ligmat opgenomen had, ging hij voor het oog van allen naar buiten, zodat zij allen buiten zichzelf waren en God verheerlijkten en zeiden: Wij hebben nog nooit zoiets gezien! En Hij vertrok weer naar de zee; en heel de menigte kwam naar Hem toe, en Hij onderwees hen. Marcus 2:1-13
Hij geneest de zieken
En toen de mannen van die plaats Hem herkenden, stuurden ze bericht rond in heel die streek en brachten allen bij Hem die er slecht aan toe waren; en zij smeekten Hem alleen maar de zoom van Zijn bovenkleed te mogen aanraken. En allen die Hem aanraakten, werden gezond. Mattheüs 14:35-36
En Jezus vertrok vandaar en kwam bij de zee van Galilea; en Hij klom de berg op en ging daar zitten. En er kwam een grote menigte naar Hem toe en zij hadden kreupelen, blinden, mensen die niet konden spreken en verlamden bij zich, en vele anderen. En zij legden ze voor de voeten van Jezus en Hij genas hen, zodat de menigte zich verwonderde, toen zij zagen dat zij die niet hadden kunnen spreken, konden spreken, de verlamden gezond waren, de kreupelen konden lopen en de blinden konden zien; en zij verheerlijkten de God van Israël. Mattheüs 15:29-31
En toen Hij met hen afgedaald was, bleef Hij staan op een vlakke plaats en met Hem een menigte van Zijn discipelen en een grote menigte van het volk uit heel Judea en Jeruzalem en van de zeekant van Tyrus en Sidon, die gekomen waren om Hem te horen en om van hun ziekten genezen te worden, ook zij die gekweld werden door onreine geesten; en zij werden genezen. En heel de menigte probeerde Hem aan te raken, want er ging kracht van Hem uit, en Hij genas ze allen. Lucas 6:17-19
Hij wekt doden op
‘Toen Jezus haar dan zag wenen en ook de Joden, die met haar medegekomen waren, zag wenen, werd Hij verbolgen in de geest en diep ontroerd, en Hij zeide: Waar hebt gij hem gelegd? Zij zeiden tot Hem: Here, kom en zie. Jezus weende. De Joden dan zeiden: Zie, hoe lief Hij hem had! Maar sommigen van hen zeiden: Had Hij, die de ogen van de blinde heeft geopend, niet kunnen maken, dat ook deze niet stierf? Jezus dan, wederom bij Zichzelf verbolgen, ging naar het graf; dit nu was een spelonk en er lag een steen tegenaan. Jezus zeide: Neemt de steen weg! Marta, de zuster van de gestorvene, zeide tot Hem: Here, er is reeds een lijklucht, want het is al de vierde dag. Jezus zeide tot haar: Heb Ik u niet gezegd, dat gij, indien gij gelooft, de heerlijkheid Gods zien zult? Zij namen dan de steen weg. En Jezus sloeg de ogen opwaarts en zeide: Vader, Ik dank U, dat Gij Mij verhoord hebt. Zelf wist Ik, dat Gij Mij altijd verhoort, maar ter wille van de schare, die rondom Mij staat, heb Ik gesproken, opdat zij geloven, dat Gij Mij gezonden hebt. En na dit gezegd te hebben, riep Hij met luider stem: Lazarus, kom naar buiten! De gestorvene kwam naar buiten, de voeten en de handen gebonden met grafdoeken, en er was een zweetdoek om zijn gelaat gebonden. Jezus zeide tot hen: Maakt hem los en laat hem heengaan. ‘ Johannes 11:33-44
Hij heeft macht over de natuur
Het gebeurde op een van die dagen dat Hij met Zijn discipelen aan boord van een schip ging. En Hij zei tegen hen: Laten wij overvaren naar de overkant van het meer. En zij voeren weg. Toen zij voeren, viel Hij in slaap. En er viel een stormwind neer op het meer, en hun schip liep vol water en zij waren in nood. Zij gingen naar Hem toe, wekten Hem en zeiden: Meester, Meester, wij vergaan! Toen stond Hij op en bestrafte de wind en de golven. En ze gingen liggen en er kwam stilte. Hij zei tegen hen: Waar is uw geloof? Maar zij waren bevreesd en verwonderden zich, en zij zeiden tegen elkaar: Wie is Deze toch, dat Hij ook de winden en het water bevel geeft en ze Hem gehoorzaam zijn?Lucas 8:22-2
En het gebeurde, toen de menigte op Hem aandrong om het Woord van God te horen, dat Hij bij het meer Gennesaret stond. En Hij zag twee schepen aan de oever van het meer liggen; de vissers waren eruit gegaan en spoelden de netten. Hij ging aan boord van een van die schepen, dat van Simon was, en vroeg hem een eindje van het land af te varen, en Hij ging zitten en onderwees de menigte vanuit het schip. Toen Hij ophield met spreken, zei Hij tegen Simon: Vaar naar het diepe gedeelte en werp uw netten uit om te vangen. Maar Simon antwoordde en zei tegen Hem: Meester, wij hebben heel de nacht gewerkt en niets gevangen, maar op Uw woord zal ik het net uitwerpen. En nadat zij dat gedaan hadden, vingen zij een grote hoeveelheid vissen en hun net begon te scheuren. En zij wenkten hun metgezellen, die in het andere schip waren, dat zij hen moesten komen helpen. Die kwamen en zij vulden beide schepen, zodat zij bijna zonken. Toen Simon Petrus dat zag, viel hij neer voor de knieën van Jezus en zei: Heere, ga weg van mij, want ik ben een zondig mens. Want grote verbazing had hem en allen die met hem waren, bevangen, over de vangst van de vissen die zij gedaan hadden; en evenzo ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die metgezellen van Simon waren. En Jezus zei tegen Simon: Wees niet bevreesd, van nu aan zult u mensen vangen. En nadat zij de schepen aan land gebracht hadden, lieten zij alles achter en volgden Hem. Lucas 5:1-11